De rechten van lesbische vrouwen, homomannen, biseksuelen en transgenders (LHBT’s) zijn in Nederland relatief goed geregeld. Zo mogen homoseksuelen trouwen en kinderen adopteren, is seksuele oriëntatie expliciet onderdeel van de antidiscriminatiewetgeving en kunnen mensen zelf kiezen of zij officieel als man of als vrouw door het leven willen gaan. Ook de acceptatie van homoseksualiteit is groter dan in andere landen. Bijna iedereen in Nederland zegt dat homoseksuelen vrij moeten zijn om hun leven te leiden zoals zij dat zelf willen.
Stigma
Toch is niet alles koek en ei. Ten aanzien van transgenders is de houding minder positief dan tegenover homo- en biseksuelen. Anti-homoseksueel geweld is geen uitzondering. Homo blijft een veelgehoord scheldwoord, en niet alleen bij jongeren. Ook is de tolerantie minder groot als het concreter wordt. Bijvoorbeeld vindt meer dan een derde van de jongeren het vies als jongens met elkaar zoenen, terwijl ze er geen moeite mee hebben als een jongen en een meisje zoenen. Ongeveer een derde van de Nederlanders is het er niet volmondig mee eens dat homoseksuele paren dezelfde rechten zouden moeten hebben als heteroseksuele paren bij het adopteren van kinderen.
De meeste afwijzing is echter niet eenduidig. Er wordt meestal niet tegen LHBT’s gezegd dat hun seksuele oriëntatie of genderidentiteit niet deugt. Veel vaker krijgen zij te horen dat men moet wennen aan het idee, of dat men wel ‘normaal’ moet doen. Daarmee krijgen zij een dubbele boodschap: het is goed dat je LHBT bent, maar toch ook weer niet helemaal of onvoorwaardelijk. Deze dubbele boodschap maakt het moeilijk om erop te reageren. Je kunt moeilijk boos worden op iemand die net zegt dat je LHBT mag zijn, maar aan de andere kant is het toch ook weer niet alleen maar fijn. Deze subtielere vorm van afwijzing wordt ook wel ‘moderne’ stigmatisering genoemd.
Jongeren
Voor LHBT jongeren is het vaak niet gemakkelijk om vorm te geven aan de eigen seksuele of genderidentiteit. In tegenstelling tot bijvoorbeeld etnische minderheden, hebben zij geen familie om zich heen met wie zij hun minderheidsstatus delen. Zij kunnen zich daardoor erg eenzaam voelen. Bovendien is het meestal niet zichtbaar als iemand LHBT gevoelens heeft. Daarmee wordt coming-out relevant. Tegen wie vertel je wat? Voor de meeste jongeren is de reactie van belangrijke anderen positiever dan zij vooraf vrezen, maar negatieve reacties komen ook voor. Op school bestaat vaak een expliciete anti-homo sfeer. Al met al kan men daar erg ongelukkig van worden. Dit leidt er zelfs toe dat zelfdoding relatief veel voorkomt in deze groepen.
‘Normaal’ zijn
Veel mensen vinden dat homoseksualiteit ‘normaal’ moet worden, niks opzienbarends. Als het ‘normaal’ is, wordt het ook niet meer afgewezen. Vaak bedoelt men daarmee dat LHBT’s niet ineens heel anders moeten gaan doen dan de heteroseksuele meerderheid. Ik vind dat jammer. Het normaliseren van LHBT’s zorgt ervoor dat homoseksualiteit relatief onzichtbaar blijft en dat men wordt beperkt in het uiting geven van de eigen gevoelens en identiteit. Bovendien creëert het een nieuwe groep die afgewezen kan (of misschien zelfs moet) worden, namelijk degenen die niet ‘normaal’ doen. Volgens mij zouden we er niet naar moeten streven dat homoseksualiteit ‘normaal’ wordt gevonden, maar dat we heteroseksualiteit minder als ‘normaal’, vanzelfsprekend of natuurlijk zouden moeten zien.
Seksuele gezondheid
Ik houd me niet alleen bezig met stigmatisering van seksuele minderheden, maar ook met seksuele gezondheid. Vooral biseksuelen en transgenders blijken risicogroepen te zijn. Uit onderzoek dat ik met collega’s bij Rutgers heb gedaan, blijkt dat biseksuele mannen relatief veel last hebben van seksuele problemen en ontevreden zijn over hun seksleven. Biseksuele vrouwen hebben relatief vaak seks onder invloed van drank of drugs. Ook zij rapporteren meer seksuele problemen dan lesbische vrouwen. Bij transgenders komt het relatief veel voor dat zij geen seks hebben met een partner. Hulpverleners zouden sensitief moeten zijn voor mogelijke seksuele problemen als zij zorg verlenen LHBT’s.
Mijn werk
Ik wil met mijn werk bijdragen aan een samenleving waarin men kan zijn zoals men wil zijn, zonder bang te hoeven zijn om afgewezen te worden omdat men anders is dan anderen. Dat doe ik door onderzoek (bijvoorbeeld over ‘moderne’ vormen van afwijzing en over normalisering), maar ook door mee te werken aan interventieontwikkeling, zoals ter verbetering van het schoolklimaat op middelbare scholen.